Gerrit Komrij, 1944

DE DICHTER

Toen het letterkundig tijdschrift
Hem een briefje toe deed komen,
Waarin stond: ‘Mijnheer, uw verzen
Waren lang niet slecht, we zullen
Er eerdaags een paar van plaatsen,’
Zwol zijn borst tot slagschikhoogte.
Heel zijn leven werd nu anders.
Hij ging doen alsof hij grote
Mensen hoogstpersoonlijk kende.
Hij zei stad wanneer jij blad zei.
Hij zei held wanneer jij speld zei.
Hij zei ach wanneer jij dag zei.
En daarvan wilde hij leven!